Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

handel drijven

Толкование Перевод

1 traffic

n. verkeer; handel; (in computers) veel informatie die gelijktijdig via het netwerk verstuurd wordt
--------
v. handel drijven; sjacheren; verhandelen; versjacheren

traffic¹

[ træfik] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 verkeer ⇒ vervoer, transport

2 handel ⇒ koophandel

♦voorbeelden:

2 traffic in drugs • drugshandel

————————

traffic²

〈werkwoord; trafficked〉

1 handel drijven (in) ⇒ handelen (in), zaken doen (in)

2 zwarte handel drijven (in) ⇒ sjacheren (met)

♦voorbeelden:

¶ traffic in arms • wapenhandel drijven

English-Dutch dictionary > traffic
2 deal with

zaken doen met, handel drijven met

deal with

1 zaken doen met ⇒ handel drijven met, kopen bij

2 behandelen ⇒ afhandelen

3 aanpakken ⇒ een oplossing zoeken voor

4 optreden tegen

5 behandelen ⇒ bejegenen, omgaan met

6 zich inlaten met

7 gaan/handelen over

♦voorbeelden:

1   they are pleasant people to deal with • het is prettig zaken doen met die lui

2   deal with complaints • klachten behandelen

3   they ought to deal with this problem • men zou iets aan dit probleem moeten doen

4   I'll deal with Charles later • Charles is nog niet van me af

5   be impossible to deal with • onmogelijk in de omgang zijn

6   I refuse to deal with Sheila • ik wil niets met Sheila te maken hebben

7   the book deals with racism • het boek gaat over racisme

English-Dutch dictionary > deal with
3 trade

adj. handel-, zaken-
--------
n. handel, zaken; werk
--------
v. handelen, zaken doen, kopen, inkopen, verkopen

trade¹

[ treed] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 handel ⇒ zaken

2 bedrijfstak ⇒ branche

3 〈werkwoord enkelvoud of meervoud; the〉 de handel ⇒ (mensen van) het vak, handelaars

4 vak ⇒ ambacht, beroep

5 〈 vaak meervoud〉 passaat(wind)

♦voorbeelden:

1   balance of trade • handelsbalans

     〈 Brits-Engels〉 Department of Trade and Industry • 〈 ongeveer〉 Ministerie van Economische Zaken

     terms of trade • (handels)ruilvoet

     bad for trade • nadelig voor de handel

     do a good trade • goede zaken doen

2   the wool trade • de wolbranche

     be in trade • een zaak/winkel hebben

4   the trade of a baker • het bakkersberoep

     a butcher by trade • slager van beroep

→ jack jack/

————————

trade²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 handel drijven ⇒ handelen, zaken doen

2 〈Amerikaans-Engels; +at/with〉(vaste) klant zijn (van/in)

♦voorbeelden:

1   trade with someone • met iemand zaken doen

¶ trade (up)on someone's generosity • misbruik maken van iemands vrijgevigheid

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verhandelen ⇒ uitwisselen, (om)ruilen

♦voorbeelden:

1   trade in an old car for a new one • een oude auto voor een nieuwe inruilen

English-Dutch dictionary > trade
4 business

adj. zakelijk,van bedrijf
--------
n. zaken, handel; bedrijf, zaak; werk; aangelegenheid; beweging en uitdrukking bij opvoering

business

[ biznis]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 aangelegenheid ⇒ affaire, zaak, kwestie

2 〈a〉 moeilijke taak ⇒ hele kluif/klus

3 zaak ⇒ winkel, bedrijf

♦voorbeelden:

1   I'm sick and tired of this whole business • ik ben dit hele gedoe meer dan zat

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (ver)plicht(ing) ⇒ taak, verantwoordelijkheid, werk

2 agenda ⇒ programma

3 〈 eufemistisch〉 grote boodschap

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 my affairs are no business of yours/none of your business • mijn zaken gaan jou niets aan

     go about one's business • met zijn gewone werk verder gaan

     have no business to do something/doing something • ergens niet het recht toe hebben

     know one's business • zijn vak/zaken kennen

     I will make it my business to see that … • ik zal het op me nemen ervoor te zorgen dat …

     〈 informeel〉 mind your own business • bemoei je met je eigen (zaken)

     send someone about his business • iemand zeggen zich met zijn eigen zaken te bemoeien

2   the business of today's meeting is … • voor de vergadering van vandaag staat op de agenda …

     〈 op agenda van vergadering〉 any other business • rondvraag; wat verder ter tafel komt

¶ 〈 informeel〉 like nobody's business • als geen ander

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 handel ⇒ zaken

2 〈the; benaming voor〉 iets afdoends ⇒ 〈 in het bijzonder〉 ruwe behandeling; standje; beurt

♦voorbeelden:

1   business is business • zaken zijn zaken

     get down to business • ter zake komen, spijkers met koppen slaan

     mean business • het serieus menen

     talk business • over zaken spreken

     how's business today? • hoe staan de zaken vandaag?

     I'm in business for myself now • ik ben voor mezelf begonnen

     be in business • (bezig met) handel drijven; 〈 figuurlijk〉 startklaar staan

     go into business • in de handel gaan

     on business • voor zaken

English-Dutch dictionary > business
5 sell

n. verkoop(methode); "programma" (slang)
--------
v. verkopen; van de hand doen; verhandelen; "verkopen", verraden, overgeven; kopers trekken; oplichten

sell¹

[ sel]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 informeel〉 bedrog ⇒ verlakkerij, zwendel

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 verkoop ⇒ het verkopen

————————

sell²

〈 sold, sold [ soold]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 verkocht worden ⇒ verkopen, kosten, in de handel zijn

2 handel drijven ⇒ verkopen

3 aanvaard worden ⇒ goedgekeurd worden, populair zijn

♦voorbeelden:

¶ sell up • zijn zaak sluiten/opheffen

→ sell out sell out/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verkopen ⇒ in voorraad hebben, doen/handelen in; verkwanselen

2 aanprijzen

3 overhalen ⇒ warm maken voor, aanpraten

4 〈 informeel〉 misleiden ⇒ bedriegen, bezwendelen

♦voorbeelden:

1   sell one's soul • zijn ziel verkopen, zich verlagen

     sell off • uitverkopen

     sell up • sluiten, opheffen; 〈 zijn zaak〉 uitverkopen en sluiten

     sell someone up • iemands bezittingen laten veilen 〈 bij schuld〉

     sell at five pounds/at a loss • voor vijf pond/met verlies verkopen

2   sell oneself • zichzelf goed verkopen

3   be sold on something • ergens helemaal weg van zijn

¶ sell someone short • iemand te kort doen

→ sell out sell out/

English-Dutch dictionary > sell
6 be in business

be in business

(bezig met) handel drijven; 〈 figuurlijk〉 startklaar staan

English-Dutch dictionary > be in business
7 merchandise

n. handelswaar, koopwaar
--------
v. handelen

merchandise¹, merchandize

[ mə:tsjəndajz, -dajs] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 koopwaar ⇒ handelswaar

————————

merchandise², merchandize

〈 werkwoord〉

1 handel drijven (in)

2 op de markt komen met ⇒ aan de man brengen

English-Dutch dictionary > merchandise
8 float

n. drijvend voorwerp, vlot, boei; drijflichaam; luchttank (bij vliegtuig voor het drijven op water)
--------
v. drijven, laten drijven; laten varen; zweven; stichten, oprichten; op de beurs verkopen

float¹

[ floot] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 drijvend voorwerp ⇒ vlot, boei, dobber

2 drijflichaam ⇒ drijver

3 kar ⇒ (praal)wagen

4 geldbedrag ⇒ contanten, kleingeld

5 〈 ambacht(elijk)〉 strijkbord 〈 van stukadoor〉

————————

float²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 drijven ⇒ dobberen

2 vlot komen 〈 van schip〉

3 zweven

4 zwerven ⇒ ronddolen

5 wapperen 〈 van vlag〉

♦voorbeelden:

¶ my pen must be floating about/around here somewhere • mijn pen moet hier ergens rondzwerven

     the scene floated before my eye • het tafereel zweefde me voor de ogen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen drijven

2 vlot maken 〈schip e.d.〉

3 doen zweven

4 onder water zetten ⇒ overstromen

5 over water vervoeren

6 in omloop brengen ⇒ voorstellen, rondvertellen

7 〈 handel〉 uitgeven 〈aandelen e.d.〉 ⇒ op de markt brengen

8 〈 handel〉 oprichten 〈 bijvoorbeeld bedrijf, door uitgifte van aandelen〉

♦voorbeelden:

3   〈 economie〉 float the dollar • de dollar laten zweven

6   float an idea • met een idee naar voren komen

     float a rumour • praatjes in de wereld brengen

English-Dutch dictionary > float
9 prompt

adj. direkt; snel; vlug, gewiekst
--------
n. geheugensteuntje, hulp van de souffleur
--------
v. bewegen (tot); aanmoedigen; vooruit duwen; opwekken, stimuleren; (de akteur iets) toefluisteren

prompt¹

[ prom(p)t] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 geheugensteuntje ⇒ het voorzeggen; 〈 in het bijzonder〉 hulp van de souffleur

2 〈 handel〉 betalingsherinnering

3 〈 computer〉 prompt ⇒ oproepteken

4 〈 handel〉 prompt ⇒ betalingstermijn

————————

prompt²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 prompt ⇒ onmiddellijk; vlug, alert

♦voorbeelden:

1   prompt payment • prompte betaling

————————

prompt³

〈 werkwoord〉

1 bewegen ⇒ drijven

2 opwekken ⇒ oproepen

3 herinneren ⇒ voorzeggen; 〈 in het bijzonder〉 souffleren

♦voorbeelden:

1   what prompted you to do that? • hoe kom je erbij dat te doen?

————————

prompt⁴

〈 bijwoord〉

1 precies ⇒ stipt

♦voorbeelden:

1   at twelve o' clock prompt • om twaalf uur precies

English-Dutch dictionary > prompt
10 floating

adj. drijvend; dwalend; niet permanent
--------
n. het drijven

floating

[ flooting]

1 drijvend

2 veranderlijk ⇒ variabel, wisselend, tijdelijk

♦voorbeelden:

1   floating bridge • pontonbrug; kettingpont

     floating candle • drijfkaars

     floating dock • drijvend dok

2   〈 handel〉 floating capital/debt • vlottend(e) kapitaal/schuld

     〈 geldwezen〉 floating exchange rate • vlottende wisselkoers

     floating kidney • wandelende nier

     〈 geldwezen〉 floating-rate interest • vlottende rentevoet

     floating rib • zwevende rib

     floating voter • zwevende kiezer

English-Dutch dictionary > floating

См. также в других словарях:

Krämer — 1. An der Krämer Schwören soll sich niemand kehren. – Pistor., V, 20. Böhm.: Kupecké vĕrováni a ženský pláč na korec es nemĕrî. (Čelakovsky, 329.) Lat.: Phoenicum pacta. (Erasm., 426; Tappius, 102b; Binder I, 1361; II, 2568.) 2. An iada Gröma… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Freund (Subst.) — 1. Allermanns (Allerwelts) Freund, niemands Freund (jedermanns Geck). – Simrock, 2750; Winckler, X, 16; Eiselein, 185; Kirchhofer, 354; Reinsberg III, 143. Dem Allerweltsfreunde empfiehlt W. Müller: »Willst du der Leute Liebling sein, sei… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

handel drijven

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

handel drijven

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: